Kommiezenpad: 3e etappe 11,5km. |
Op de grensovergang van Oeding beginnen we deze 3e etappe van het Kommiezenpad.
We volgen hier direct weer de hoofdroute van het Kommiezenpad (gele bordjes) en passeren al snel informatiebord I6.
Bij de Grenzweg gaan we rechts en lopen op de grens en passeren weer enkele grensstenen. Langs de grens staan verschillende soorten grensstenen
die hier aan de grensweg dicht bij elkaar te vinden zijn. In 1766 werden naast de grensstenen met de wapens van beide overheden, tussengrensstenen
(letterstenen) met de landsinitialen G en M (Nr. 102-GP 774B) neergezet.
Bij een boerderij lopen we onder een poortje door naar de Nederlandse kant van de grens en passeren even later het gebied van de Italiaanse Meren.
Met de stichting van de Nederlands-Westfaalse steenfabriek, H. Wellmann & Cie. begon hier op de grens in 1896 een industriële baksteenfabricage.
De benodigde klei voor de fabricage van de bakstenen haalde men uit kleigroeven en leemputten. In 1917 werd de fabriek na een faillissement stilgelegd
en later afgebroken. De verlaten leemkuilen vulden zich met water en de natuur kon haar gang gaan. Het kreeg de naam Italiaanse Meren omdat de
azuurblauwe kleur van het water aan de meren in Italië deed denken.
Daarna lopen we over de onverharde zandweg en komen even later uit bij het tracé van de oude spoorlijn Borkensebaan die vroeger het Roergebied
verbond met het Westmünsterland en met de Achterhoek. De lijn, geopend in 1880, was vooral bedoeld voor kolentransport voor het in bedrijf houden
van stoommachines in de textielfabrieken. Het Westmünsterland en de Achterhoek waren toen onderdeel van het grootste textielgebied van Europa. In
Winterswijk werd het stationsgebied van 1900 tot 1908 sterk vergroot en al in 1893 had Burlo zijn eigen halte. Het personenvervoer tussen Burlo en
Winterswijk werd in 1935 stopgezet en in 1979 werd ook het goederenvervoer stilgelegd.
Uit de naast de spoorlijn gelegen voormalige grindgaten, waar materiaal is gedolven voor de aanleg van de spoorbaan, ontstond vanaf 1935 een ecologisch
zeer waardevol ven- en heidegebied dat nu verder ontwikkeld wordt, het natuurgebied van de Nonnenven.
Het Burlo-Vardingholter Venn behoort samen met het aan de Nederlandse kant doorlopende Wooldse Veen tot de belangrijkste hoogveengebieden van
Westmünsterland en de Achterhoek. Het werd in 1937 aangewezen als beschermd natuurgebied en heeft inmiddels een omvang van ruim 190 ha.
Dan komt het klooster van Burlo in zicht. De geschiedenis van klooster Burlo begint met de stichting van een gebedsplaats door de monnik Siegfried
in 1220. Toen ontstond het nu op één na oudste Wilhelmietenklooster aan deze kant van de Alpen. Informatiebord I12 vertelt meer over dit klooster.
Na Burlo lopen we door een bosgebied en later langs akkervelden, de blauwe bordjes van het Kommiezenpad volgend, terug naar Oeding.