Het noorden van La Palma is lange tijd moeilijk toegankelijk geweest door de vele diepe ravijnen en pas medio 1990 zijn de wegen naar het noorden geasfalteerd. Het noorden heeft de meeste neerslag en vooral in de winter staat hier een koude wind, ook in de zomer is het er tamelijk fris.
De laurierboomwouden die tussen de 500 en 1500 meter hoogte zijn bedekken het gehele noorden van het eiland La Palma en zijn ware relikwieën. Het zijn de laatste vertegenwoordigers van de bossen die het hele zuiden van Europa bedekten tijdens het Tertiair. In de smalle ravijnen in het noordelijke gedeelte van het eiland vormen 20 soorten inheemse bomen een dichte groene massa die vaak in nevelen is gehuld.
De ravijnen Cubo de la Galga en Los Tilos, dit laatste ravijn is tot Biosfeer Reservaat verklaard door de UNESCO, herbergen schitterende exemplaren van dit soort bossen, doorkruist door bospaden waarlangs men hier prachtige wandelingen kan maken.
Los Sauces is de bekendste plaats in het noordoosten en is met San Andres één van de oudste plaatsen op het eiland. Bij Punta Espindola ligt bij een inham een natuurlijk zwembad.
In het noordwesten zijn Garafia en Puntagorde de meest bekende plaatsen, dit is de streek van de vele amandelbomen. Dit gebied bestaat uit vele diepe ravijnen en kloven met grotten en steile wanden. In dit gebied vindt men ook de hoogste berg van het eiland, de 2426 meter hoge Roque de Los Muchachos. Vanaf de top is er een schitterend uitzicht, de lucht is hier zo helder dat op de randen van de krater Caldera de Taburiente enkele sterrenwachten zijn gevestigd.
Het noorden is niet toeristisch en er zijn dan ook weinig voorzieningen.