Wandelen/informatie Griekenland: Epirus. |
Epirus, ook wel Epiros of Ipiros genaamd, betekent eenvoudig 'vasteland'.
De 9000 km2 die de provincie groot is, grenst in het noorden aan Albanië, in het westen aan de Ionische Zee en in het zuiden
en de Ambrakische Golf, terwijl de westgrens wordt bepaald door het Pinosgebergte en de provincies Macedonië en Thessalie.
De hoofdstad van Epirus is Ioaninna en de provincie bestaat uit een viertal departementen, Arta. Ioaninna, Preveza en
Thesprotia.
Epirus is één van de bergachtigste gebieden van Griekenland, de Pindos bergketen met hoge toppen als de Pindos en de
Smolikas, in de dalen stromen vele rivieren, zoals de Arachthos, de Aos en de Loutos en de legendarische Acheron.
In het oosten van Epirus ligt het woeste en ruige Pinosgebergte, op de hellingen vinden we veel schilderachtige dorpjes
terwijl de flnaken zijn begroeid met dichte bossen.
Pas in 1939 werd de eerste weg over dit gebergte aangelegd, daarvoor
was dit gebied alleen in de zomermaanden via een moeilijk begaanbare muilezelpaden toegankelijk.
De vele dorpjes worden door vele talrijke kleine bruggetje met elkaar verbonden, de bruggetjes werden gebouwd door de
ambachtelijke bruggenbouwers uit deze provincie, de Kioproulides.
De provincie is niet alleen bekend om zijn bruggenbouwers, ook de beroemde Pitas is uit Epirus afkomstig.
Epirus was al in de Oude Steentijd bewoond en werd, zoals vele streken in Griekenland door de Franken, Byzantijnen en
Turken bezet. Vooral de legendarische Ali Pasja was berucht in deze streek.